- Kengetallen en rekencijfers voor een warmtepomp (2024)

  • m³ Gas naar kWh
  • Warmteverliesberekening
  • Statisch of dynamische warmteverliesberekening
  • Graaddagen
  • Gewogen graaddagen
  • Warmtepomp indicatietabel
  • Wat zijn vollasturen?
  • Jaarbelastingduurkromme
  • Vollast draaiuren per maand
  • Op te stellen vermogen in Watt per m2 vloeroppervlak GO
  • Tapwater verbruik indicatietabel
  • Boilerkeuze warmtepomp volgens ISSO en Woningborg
  • Minimaal totaalvermogen gecombineerd verwarmen en tapwater
  • Draaiuren voor koelen per jaar
  • Energieverbruik cv ketel vs warmtepomp per jaar
  • Bepalen van het GO / gebruiksoppervlak
  • Betáfactor warmtepomp inzet
  • Gemiddelde buitentemperatuur in Nederland
  • RC gemiddelde isolatiewaarde woningen en bouwjaar NL

Vooraf:

Getoonde tabellen op deze pagina komen voort uit o.a. statistieken, monitoring, rekenmodellen evenals normering. Het gaat hier om gemiddelde en afgeronde getallen. Ze gaan over het te verwachten energieverbruik per jaar van een woning, aan de hand van bouwjaar, isolatiewaarde en het type ventilatie van het gebouw. De gebruikte indicatiecijfers zijn dus gebaseerd op ervaring, monitoring en vergelijkingen.

De kengetallen, genoemd op deze pagina, zijn afgeronde indicatiegetallen. Ze geven snel een verwachtingspatroon van een woning. Met andere woorden 'een benadering'. Er kunnen geen rechten worden ontleend aan deze kengetallen!

Vooral bij bestaande bouw, kunnen deze kengetallen snel helpen om een inschatting te krijgen van de isolatie waarde van een woning. Bij bestaande bouw kun je aan de hand van het werkelijke energieverbruik natuurlijk ook snel tot een vergelijk komen. Belangrijk om te weten is dat, naast het gebouw zelf, ook het gedragspatroon van de bewoner een grote rol blijft spelen in het energieverbruik. Als je in een straat met hetzelfde type woning per woning het energieverbruik bekijkt, zie je toch dat haast geen enkele gelijk is. Natuurlijk zit het wel in eenzelfde range. Maar met uitschieters omlaag en omhoog. Hoe vaak zet je bijvoorbeeld de ramen open om te ventileren? Gaan alle deuren in de woning steeds dicht ? En zo meer.

Bij nieuwbouw wordt, door bijvoorbeeld de installateur, in eerste instantie vaak gerekend met kengetallen, om later een warmteverliesberekening te maken. In een eerste onderzoeksfase / indicatiefase werken kengetallen simpel om snel te kijken of iets (financieel) haalbaar wordt voor de consument. Bij opdracht, als het project haalbaar is voor de klant, wordt een warmteverliesberekening gemaakt.

Een warmteverliesberekening geeft natuurlijk een veel exacter beeld dan het richtgetal. Hoewel ook dat altijd een benadering blijft. Naar gelang de rekenmodellen (software) beter worden; wordt de uitkomst natuurlijk veel nauwkeuriger.

Maar hoe goed de software ook is, het blijft een benadering. Natuurlijk is die benadering veel beter dan een richtgetal, maar ook een richtgetal is dus een benadering. Bij een richt- of kengetal gaat het dus om een eerste indicatie van een verwachting. Zolang deze redelijk in de buurt zit van de werkelijkheidkun je die dus handig gebruiken om snel een indicatie te hebben als vergelijk. Daar zijn ze dan ook voor bedoeld; Overigens worden genoemde richtgetallen ook regelmatig naast een warmteverlies-berekening gehouden en vaak zitten deze dan ook aardig in de buurt, zo zijn de richtgetallen min of meer ook ontstaan.

1m³ aardgas (NL Slochteren) heeft op onder waarde 31,65 MJ (Mega Joule) energie inhoud.
1m³ aardgas (NL Slochteren) heeft op boven waarde 35,17 MJ energie inhoud.
Bovenwaarde houdt rekening met de latente energie; als je de rookgassen in een cv-ketel verder laat uitkoelen, vindt er condensatie plaats waarbij extra energie vrijkomt voor het verwarmingsproces. Op die manier kun je uit dezelfde kuub aardgas meer warmte halen.


Een HR-gasketel maakt gebruik van deze warmte, dus rekenen we daar met de inhoud op bovenwaarde.
Bij warmte wil je vergelijken met wat er netto wordt afgegeven aan de installatie.
Dan volgt: 35,17 MJ : 3,6 = 9,76 kWh
Ander gezegd: 35170000 Joule : 3600 seconden = 9769 Watt/uur = 9,76 kWh
Een HR-ketel heeft op bovenwaarde, afgerond en over een jaar gezien, een rendement van 90%.
9,76 kWh x 90% = afgerond 8,8 kWh netto als rekengetal van m³ aardgas naar netto 8,8 kWh warmte.
U komt dit getal dan ook regelmatig tegen in onze rekenvoorbeelden.

Omdat een HR-ketel naast verwarming vaak ook met hogere aanvoertemperaturen tapwater maakt, is deze niet altijd HR.Soms vindt er geen condensatie plaats in het toestel,8,8 kWh is daarom wat ons betreft een reëel getal. Regelmatig kom je ook voorbeelden tegen met een rendement van 95% (9,76 x 95%) dit geeft afgerond 9,3 kWh energie.Beide kun je naar eigen inzicht gebruiken. Wij proberen het op onze manier, met 8,8 kWh als uitgangspunt, zo dicht mogelijk te benaderen.


1 m³ aardgas, met als doel verwarmen, kunt u gelijk stellen aan 8,8 kWh warmte energie

Het rendement van de warmtepomp (SCOP) bepaalt hoeveel van de 8,8 kWh uit het net komt en hoeveel u 'gratis' uit de omgeving kan verkrijgen.

- Kengetallen en rekencijfers voor een warmtepomp (1)


Voorbeeld met bovenstaande tabel:
1m³ gas staat gelijk aan netto 8,8 kWh warmtelevering.
Stel dat u een warmtepomp kiest met een SCOP van 4 dan hoeft om 8,8 kWh warmte energie te leveren maar 2,2 kWh energie uit het net te komen. U heeft op dat momen 'gratis' uit de omgeving (8,8 - 2,2=) 6,6 kWh energie gewonnen!

Een warmteverlies berekening bestaat uit:

  1. Het transmissieverlies is het warmteverlies dat optreedt door een temperatuurverschil dat heerst aan beide zijde van een constructie (zoals een buitenwand). Hierbij zal er thermodynamisch evenwicht optreden waarbij de ruimte met de hogere temperatuur te koelere ruimte zal opwarmen tot dat er in beide ruimtes een gelijke temperatuur zal heersen
  2. Het infiltratieverlies wordt veroorzaakt door ongecontroleerde luchtstromen die door kleine openingen in de constructie naar binnen dringen.
  3. Het ventilatieverlies wordt veroorzaakt door gecontroleerde luchtstromen die nodig zijn om een gebouw aan de minimale ventilatie eisen te laten voldoen.
  4. De opwarmtoeslag is een extra hoeveelheid vermogen die toegepast wordt indien er gebruik wordt gemaakt van nachtverlaging. Dit vermogen zal nodig zijn om een ruimte binnen een bepaalde tijd van een lage temperatuur naar de gewenste ontwerptemperatuur op te warmen. (Bij een LT-warmtepomp installatie maken we in de praktijk soms geen gebruik van nachtverlaging, de opwarmtoeslag mag dan vervallen).

Deze verliezen bij elkaar bepalen welke capaciteit nodig is om het gebouw te kunnen verwarmen.

  • Een statische warmteverliesberekening gaat uit van gemiddelde buitentemperaturen en gemiddelde weersomstandigheden welke zich in een jaar voordoen en hoe bepaalde materialen in welke mate hier op reageren.
  • Een dynamischewarmteverliesberekening kan de werkelijke, steeds variërende temperatuur, windkracht en windrichting van een heel jaar meewegen. Deze software (met algoritme) benaderd hoe bepaalde materialen in welke hoeveelheid hierop reageren. Deze software wordt steeds slimmer en kan dus worden gevoed met ervaring van voorgaande jaren en bepaalde windrichtingen en windkrachten meewegen in de berekening voor een nog nauwkeuriger beeld.

In de jaren 80 hield de overheid, samen met energiebedrijven, een grote ‘bezuinigingscampagne’. Wekelijks stond toen in weekbladen en kranten een tabel met aardgas verbruiken in m³. Aan de hand van het wekelijks gasverbruik kon je in die tabel zien wat jouw te verwachten jaar verbruik zou worden. Indien je hoger uit kwam dan je verwachting, kon je de week daarop de thermostaat een graad Celsius lager zetten. Dat was de bedoeling van de actie.
Hoe kwam de overheid nu wekelijks aan een indicatie gasverbruik? Dat was eigenlijk niet zo moeilijk. De overheid rekende met ‘graaddagen’. Ze gingen uit van het gemiddeld aantal graaddagen per kalenderjaar, en verbruikscijfers van woningen. Zo hoefde ze elke week alleen maar in de tabel, het aantal graaddagen van die week te vermenigvuldigen met een factor m³ aardgas per woning.

Met graaddagen ging men er vanuit dat een woning alleen verwarming nodig had als het buiten lager dan 18 graden Celsius was.
Gedurende de hele dag en nacht wordt de buitentemperatuur gemeten door o.a. het KNMI.

Als uitgangspunt voor Nederland werd meestal het weerstation van De Bilt aangehouden.

In werkelijkheid verschilt bijvoorbeeld Den Helder, Maastricht, Groningen en Vlissingen van elkaar.

Ze zouden eventueel alle stations onder elkaar ook weer uit kunnen middelen.
Uit een dagelijkse meting (24 uur lang) komt een gemiddelde buitentemperatuur per dag.
Stel dat de gemiddelde buitentemperatuur van 6 december 8 graden was, dan is het aantal graaddagen van deze dag 10 ! (18 - 8 = 10) Voor elke gemiddelde graad Celsius lager dan 18 ̊C wordt dus 1 graaddag geteld.

Als de gemiddelde dag temperatuur 18 graden of hoger was worden er dus geen graaddagen geteld voor die dag.

Om toch de definitie verder te optimaliseren is er aan de hand van diverse praktijkmetingen en berekeningen toen ook een weegfactor in het leven geroepen;

Om rekening te houden met o.a. de hoeveelheid zonnestraling in huis, kunnen afhankelijk van het seizoen de graaddagen vermenigvuldigd worden met een weegfactor. Zo krijgen we de “gewogen graaddagen”.

De weegfactoren zijn:

  • In april t/m september: 0,8
  • In maart en oktober: 1,0
  • In november t/m februari: 1,1
  • Stookgrens 18 ºC
  • Dit geeft onderstaand aantal graaddagen per jaar:
Jaar:Graaddagen:Jaar:Graaddagen:
2000268220112664
2001290420122902
2002274520133094
2003296220142418
2004291220152674
2005279220162784
2006271820172685
2007256520182675
2008281620192648
2009286720202460
2010337220212819
20222512
20232409

U heeft bijvoorbeeld een woning uit 2008 welke in 2017, 1400 m³ gas heeft verbruikt.
2017 had 2685 graaddagen. 1400 m³ gas : 2685 graaddagen = 0,52 m³ gas per graaddag.

In 2018 heeft u de woning beter geïsoleerd, de zolder aan de binnenkant, HR+ glas en spouwmuur isolatie.
Uw verbruik in 2019 was 1190 m³ gas.
2019 had 2648 graaddagen. 1190 m³ gas : 2648 graaddagen = 0,44 m³ gas per graaddag.
Uw besparing met de isolatie is dus 0,52 m³ - 0,44 m³ = 0,08 m³ gas per graaddag.

In percentage uitgedrukt geeft dit (0,44 : 0,52) x 100 = 84,6 % van wat het eerst was.
Of wel een besparing van 100 - 84,6 = 15,4% besparing.

Een 2e voorbeeld:

Stel het is winter, u woont nog maar net in uw nieuwe woning, en u bent benieuwd naar het te verwachten jaarverbruik:

U noteert op zaterdag avond om 24.00 uur de gasmeter stand, en doet dit de volgende zaterdag weer.

U weet dan hoeveel gas u in die week heeft verbruikt.

U zoekt, bij het KNMI, de graaddagen van die week op.

Dan kunt u dus (net als het eerste voorbeeld) uitrekenen hoeveel m³ gas per graaddag u heeft verstookt in die week.

U gaat dan bijvoorbeeld uit van het feit dat een jaar ca 2800 graaddagen heeft, en u heeft u te verwachten jaarverbruik;
2800 graaddagen x m³ gas per graaddag is dan ongeveer het te verwachten jaarverbruik van uw nieuwe woning.

Rekencijfer / kengetal uit het begrip graaddagen:

We kunnen het aantal graaddagen over de laatste jaren ook middelen en deze delen door 365 dagen.
Dan kom je thans uit op 7,8246 graaddagen per dag.
Als het weer een heel jaar constant zou zijn moet je dus per dag 7,8246 graden verwarmen.

Daarbij gaan we er natuurlijk ook weer van uit dat verwarming nodig is tot een buitentemperatuur van 18 ºC. (Waar het begrip graaddagen op gebaseerd is). De gemiddelde buitentemperatuur in Nederland is dus: 18 - 7,8246 = 10,17 ºC

We spreken dus altijd over gemiddelde, in de praktijk zijn de graaddagen gemeten in De Bilt net iets anders dan die van Vlissingen, Maastricht of Groningen. Het is dus steeds middelen, net zoals bij vele kengetallen.

Een tabel met gegevens als indicatie; Verkregen door monitoring, vergelijking, berekenen en beredeneren.

- Kengetallen en rekencijfers voor een warmtepomp (2)

Wat zien we in deze tabel ?

  • Uit metingen en rapportage van Nederlandse weerstations, van de afgelopen 6 jaar, is een gemiddelde berekend: Hoeveel uur per jaar welke buitentemperatuur voorkomt. Een jaar heeft 365 dagen x 24 uur = 8760 uren.
  • Bij een oude en dus slecht geïsoleerde woning is het uitgangspunt dat we verwarmen onder 18 ºC buitentemperatuur. Attentie: U ziet hier als 'richtgetal' 100 Watt per m² staan. Bij deze oude woningen zien we in de praktijk dat dit soms zelfs wel eens 200 Watt per m² is.
  • Hoe beter de isolatie van de woning, hoe langer het duurt voor we hoeven verwarmen.
    Uitgangspunt in de tabel:
    Bij een woning (Rc dak 1,03) gebouwd tussen 1975 - 1982 is verwarming nodig onder een buitentemperatuur van 17ºC.
    Bij een woning(Rc dak 1,3) gebouwd 1983 - 1991 verwarmen we onder 16ºC buitentemperatuur.
    Bij een woning (Rc dak 2,5) gebouwd 1992 - 2004 verwarmen we onder 15ºC buitentemperatuur.
    Bij een woning (Rc dak 3,5) gebouwd 2005 - 2009verwarmen we onder 14ºC buitentemperatuur.
    Bij een woning(Rc dak 5) gebouwd 2010 - 2015 verwarmen we onder 13ºC buitentemperatuur.
    Bij een woning (Rc dak 6) gebouwd 2016 - 2020 verwarmen we onder 12ºC buitentemperatuur.
    Bij een woning (Rc dak 6,3) gebouwd in 2020 verwarmen we onder 11ºC buitentemperatuur.
    Bij een woning gebouwd vanaf 2021 (BENG Rc dak > 6,3) verwarmen we onder 10ºC buitentemperatuur.
    Bovenstaande woningen hebben dus zo'n goed geïsoleerde schil dat pas onder een bepaalde buitentemperatuur binnen verwarming nodig is, hierbij is ook de in de woning aanwezige warmte en uitstraling daarvan meegewogen.
    Misschien een vreemd voorbeeld; Koffie in een kopje is binnen een halfuur afgekoeld, koffie in een goede thermoskan niet.
    De 'schil' om de koffie bepaald de mate en snelheid van afkoeling.
  • In dit voorbeeld zijn we uitgegaan van een woning met 100m² gebruikoppervlakte en het kengetal 'Watt per m²' wat bij een bepaald woning type behoort. Dit aan de hand van kengetallen die voortkomen uit warmteverliesberekeningen, monitoring en energieverbruikgegevens.
  • Hoe beter de woning is geïsoleerd, hoe lager ook het vermogen wat nodig is om de woning te verwarmen. Een warmteverliesberekening wordt gemaakt met als uitgangspunt een buitentemperatuur van -10ºC . Bij die buitentemperatuur is dus het 'vollast vermogen' nodig. Naargelang de buitentemperatuur minder koud wordt, is minder vermogen nodig om de woning te verwarmen. Hier is in deze tabel rekening mee gehouden.
  • Het aantal uren dat verwarming nodig is in de woning wordt bepaald door de isolatie waarde van de woning. We kijken dan onder welke buitentemperatuur verwarming nodig is, en hoeveel uren per jaar die buitentemperatuur gemiddeld voorkomt.
  • Vervolgens vermenigvuldigen we die uren met het deelvermogen (warmteverliesberekening per buitentemperatuur) en verkrijgen zo het aantal kWh benodigde af te geven energie (warmte).
  • Onder 'Vollast vermogen' verstaan we het theoretisch op te stellen vermogen wat nodig is bij -10ºC buitentemperatuur. We nemen voor het gemak aan dat dit vermogen dan ook wordt geïnstalleerd in de woning. Uiteindelijk kunnen we het totaal aantal kWh afgegeven energie delen door dit 'vollast vermogen' en zo krijgen we 'vollast uren'. Ter verduidelijking: als een toestel 4 uur lang 25% van zijn vermogen levert aan de woning, hebben we na 4 uur dus 1 uur vollastvermogen. Immers 4 x een kwart = 1.
  • De tabel is bedoeld om per woning type het aantal 'vollast uren' verwarming per jaar zichtbaar te maken.
  • In de tabel ziet u dus dat pas vanaf een bepaalde buitentemperatuur verwarming in de woning nodig is.
    Hoe beter de woning geïsoleerd, hoe minder snel dat de verwarming aan hoeft.
  • Let op ! In deze tabel ontbreken natuurlijk nog de 'vollasturen' voor verwarming van tapwater!

Uit een warmteverliesberekening komt het benodigd vermogen van een toestel. Dit vermogen is bij een buitentemperatuur van -10°C nodig om de woning te verwarmen. Dat vermogen kiezen we als ‘vollastvermogen’. Het is dus een theoretisch vermogen en niet het eventueel opgestelde ketelvermogen.

Equivalente vollasturen zijn het aantal uren dat de installatie op vollast zou draaien om aan de totale jaarbehoefte van warmte (energievraag) te voldoen.

We gebruiken de equivalente vollasturen om makkelijker te kunnen rekenen.

Een modulerend toestel kan bijvoorbeeld wel 6000 uur hebben gedraaid op diverse deellast vermogens, dat is lastig rekenen. 6000 uur op gemiddeld 33,3% vermogen geeft 2000 vollasturen. Maar al die deellast vermogens worden in de praktijk vaak niet geregistreerd, daarom is vollasturen een makkelijker uitgangspunt.

Verkorte tabel, conform kleintje ISSO:

- Kengetallen en rekencijfers voor een warmtepomp (3)

- Kengetallen en rekencijfers voor een warmtepomp (4)

In bovenstaande jaarbelastingduurkromme (voortgekomen uit monitoring) zie je een voorbeeld van een woning uit 2019 met een Rc isolatie waarde voor het dak van '6'. Je ziet dat pas vanaf 12 ºC buitentemperatuur verwarming in de woning nodig is. In de zomer draait de warmtepomp alleen voor tapwater. Je ziet ook dat naargelang het buiten kouder wordt, er meer capaciteit (vermogen) nodig is van het toestel. Tot 7 kW bij -10ºC in dit voorbeeld. Je ziet dat er circa 1000 uur nodig zijn van meer dan 4 kW, of 3500 uur van meer dan 2 kW. Met 'vollasturen' berekenen we al deze deel vermogens terug naar het 'vol-vermogen' van 7 kW en komen dan bijvoorbeeld op totaal 1400 vollast uur uit zonder tapwater, en met tapwater op 1700 vollast uur.

- Kengetallen en rekencijfers voor een warmtepomp (5)

In de eerder getoonde tabel toonde we het te verwachten aantal vollast draaiuren per jaar.

In de tabel hierboven hebben we deze uren opgesplitst naar een overzicht per maand. Het betreft hier alleen verwarming zonder tapwater. Vandaar dat in de zomer de uren op 0 uit kunnen komen.

Verwarmingsvermogen per m² gebruikoppervlakte (GO) van de woning (op te stellen capaciteit voor verwarming).

- Kengetallen en rekencijfers voor een warmtepomp (6)

Door middel van deze tabel kun je een eerste indicatie krijgen van het benodigd op te stellen verwarmingsvermogen in een woning. Stel dat je een nieuwe '2 onder een kap' woning gaat bouwen met CO2 gestuurde mechanische ventilatie volgens de Isolatienorm 2021 en je woning een gebruikoppervlakte krijgt van140 m² (55m² bg + 55m² 1e verdieping + 30m² zolder) dan is de te verwachten capaciteit voor verwarming in deze woning 140 m² x 30 Watt = 4200 Watt ( = 4,2 kW).

- Kengetallen en rekencijfers voor een warmtepomp (7)
In deze tabel ziet u een indicatiegetal voor benodigde energie per jaar aan warmtapwaterverwarming.

Het warmwaterverbruik is sterk afhankelijk van bewonersgedrag en luxe van de badkamer.
Een regendouche verbruikt veel meer warmtapwater dan een spaardouche bijvoorbeeld.

Naast de ISSO 59 zijn er natuurlijk nog andere tabellen in omloop. 'Monitor Thuis' komt op ca 50 m³ gas per jaar minder uit dan het 'middel' in bovenstaande tabel.

Voor een indicatie kunt u gebruik maken van de 'douche-bad middel' kolom, stel dat u met 3 personen bent dan kunt u als richtgetal aannemen dat per jaar ongeveer 300 (298) m³ gas nodig is voor tapwaterverwarming.

Bij een warmtepomp kunt u het getal 'benodigde energie' delen door een tapwater SCOP, SPF van bijvoorbeeld 2,5 (realistisch gekozen) Dat geeft dus bij deze 3 personen:
2626 kWh (benodigd) : 2,5 (rendement SPF) = 1052 kWh verbruik aan elektriciteit.

- Kengetallen en rekencijfers voor een warmtepomp (8)

In de linkse kolommen ziet u de minimaal boilerinhoud bij een temperatuur van 55º C en 80% aftapbaarheid (nuttige inhoud).

In het midden ziet u een bruto boilerinhoud van 55º C en daarbij hoeveel netto liter douche water deze geeft van 40º C bij een boiler van 80% aftapbaarheid. In de rechterkolom (op een na) het vermogen wat moet worden bijgeteld op het warmtepomp vermogen voor verwarming. In de aller rechtse kolom ziet u het minimaal warmtepompvermogen bij de gekozen tapwaterbehoefte die binnen 8 uur warm moet zijn.

Stel dat de fabrikant van uw boiler een aftapbaarheid van 85% opgeeft in haar documentatie (bij een tap van 8 liter/min)
en uw brengt de boiler niet naar 55º C maar houdt deze op 58º C. Wat wordt dan de minimaal boiler inhoud ?

Stel dat u een gezin heeft van 4 personen en u heeft een ligbad in uw woning.
De SWK tabel geeft dan een boilerinhoud van 226 liter op.

We bereken eerst de netto energie inhoud van de SWK tabel:
226 liter is opgewarmt van 10º C (koudwater binnen in NL) naar 55º C, opgewarmt is dus 226 liter x 45º C (delta T)

226 liter x 45 = 10.170 energie toegevoegd. Hiervan is slechts 80% nuttig eruit te halen (aftapbaarheid) geeft
10.170 energie x 0,8 (80% aftapbaarheid) = 8136 nettto energie inhoud tank = minimale eis volgens SWK.


Stel dat we kiezen voor een boiler met 85% aftapbaarheid bij diezelfde 55º C,

dan komen we aan 8136 netto : 0,85 = 9571 bruto energie inhoud. Die delen we weer door de delta T (45) geeft 212,7 liter boiler. We hadden natuurlijk ook simpel (226 liter x 0,8) : 0,85 = 212,7 liter kunnen doen.

In de nieuwe situatie gaan we naar 58º C in plaats van 55º C in de boiler.
Dan kunnen we de gevonden nieuwe bruto energie inhoud van 9571 delen door de nieuwe delta T (10 naar 58).
9571 energie bruto nodig : 48 = 199, 4 liter. Met andere woorden we hebben dan aan een 200 liter boiler voldoende !

Omdat Woningborg stelt dat een boiler binnen 8 uur op temperatuur moet zijn en de ISSO uit gaat van 12 uur voor vermogingsbijtelling tapwater, waarnaast ook de woning nog van voldoende warmte moet worden voorzien in de winter, is er een minimaalvermogen nodig om beide voldoende te kunnen waarborgen. Dit minimaal vermogen treft u rechts in de tabel. Als u een boiler van 350 liter plaatst (wat een bijtelling geeft van 1,31 kW bovenop het verwarmingvermogen) dient het vollast vermogen van de warmtepomp minimaal 4,58 kW te zijn.

Warmtepomp draaiuren voor koelen per jaar

- Kengetallen en rekencijfers voor een warmtepomp (9)

In boven staande tabel ziet u het aantal uren per jaar, boven een bepaalde buitentemperatuur.

Bij een warmtepomp op bodemenergie zou je in een perfect geïsoleerde woning bijvoorbeeld vanaf 21ºC buitentemperatuur kunnen koelen, je komt dan aan 607 koeluren per jaar (tabel). Omdat bij bodemenergie het koelen van de warmtepomp zorgt voor regeneratie van de bodem, je brengt de warmte die teveel is in de woning min of meer over naar de bodem, is dit een prima idee.

Bij een lucht-water-warmtepomp, welke voor koeling de compressor moet laten draaien, wordt in de praktijk meestal pas op een later moment gekoeld i.v.m. de energiekosten. Je koelt dan bijvoorbeeld vanaf 24 ºC buitentemperatuur en komt dan aan 265 uur per jaar.

(meerdere cijfers uit andere tabellen op deze pagina komen terug in deze tabel)

- Kengetallen en rekencijfers voor een warmtepomp (10)

Noot: deze tabel is gemaakt om te kijken of uw woning geschikt is voor een warmtepomp.

Let op! Ook een oude woning kan dus geschikt zijn als deze later beter geïsoleerd is en hierdoor de m³ gas per m² GO voldoen aan bovenstaande tabel.

Maar u kunt daar ook onderstaand mee:

Voorbeeld:

U heeft bijvoorbeeld een woning uit 2008, Rc (dak) 3,5, met mechanische ventilatie.
Het GO van uw woning is 140 m² (55m² bg + 55m² 1e verdieping + 30m² zolder)

Bij een HR-cv-ketel

Is dan het te verwachten gasverbruik voor verwarming per jaar:

140 m² x 11,9 m³ gas (uit tabel) = 1666 m³ gas
Stel u heeft een gezin van 3 personen dan komt daar voor tapwater 298,41 m³ gas bij.
Het te verwachten gasverbruik in deze woning is dan 1666 m³ + 298,41 m³ = afgerond 1965 m³ gas per jaar.

Bij een warmtepomp

Is in dit voorbeeld het te verwachten stroomverbruik voor verwarmen + tapwater per jaar:

(SPF voor verwarmen 4,5 en voor tapwater 2,5)
140 m² x 23,27 kWh (uit tabel) = 3257,8 kWh per jaar
Stel u heeft een gezin van 3 personen dan komt daar voor tapwater 1050,4 kWh stroomverbruik bij.
Het te verwachten energieverbruik is dan 3257,8 kWh + 1050,4 kWh = afgerond 4308 kWh per jaar.

Stel dat elektra € 0,20 kost per kWh en aardgas € 0,80 per m³ (gebruik de prijs die u zelf betaald).

HR-ketel 1965 m³ gas x € 0,80 = € 1572,- per jaar energiekosten.
Warmtepomp 4308 kWh x € 0,20 = € 862 per jaar energiekosten.

Met een warmtepomp bespaart u in dit voorbeeld dus (1572-862=) € 710,- aan energiekosten per jaar.

In percentage:

- Kengetallen en rekencijfers voor een warmtepomp (11)

  • (862 : 1572) x 100 = 54,8 %
  • Afname = ((862-1572) :1572) x 100 = afgerond 45,2 % = Besparing!

Bij de gebruiksoppervlakte van de woning wordt onderscheid gemaakt tussen de woonruimte en de overige inpandige ruimten. Verder wordt, indien aanwezig, de gebruiksoppervlakte van de gebouwgebonden buitenruimte (bijvoorbeeld een balkon) of de externe bergruimte bepaald.

Voor verwarming van een woning gaan de kengetallen alleen uit van inpandige gebruiksoppervlakte.


Berekening van de gebruiksoppervlakte

De gebruiksoppervlakte (GO) is de oppervlakte gemeten op vloerniveau, tussen de opgaande scheidingsconstructies die de desbetreffende ruimte of groep van ruimte omhullen. Deze maat wordt gebruikt voor het vergelijken van woningen, maar ook voor het maken van berekeningen met betrekking tot bijvoorbeeld brandveiligheid en gebruiksbelasting. Daarnaast wordt de gebruiksoppervlakte ook in de vastgoedwereld gebruikt om de prijs per vierkante meter (GBO) uit te drukken.


Een deel van de eisen die in het bouwbesluit staan geformuleerd, worden getoetst met behulp van de gebruiksoppervlakte. Er gelden niet alleen eisen aan het gebruiksoppervlak zelf, maar ook aan bijvoorbeeld de hoeveelheid daglicht openingen, nooduitgangen of ventilatie ten opzichte van het gebruiksoppervlak. Er bestaat ook een groot aantal termen die aan het gebruiksoppervlak zijn gerelateerd, zoals verblijfsgebied, gebruiksfuncties, verkeersruimte. De gebruiksoppervlakte is dan ook een juridische term en voor het berekenen van de gebruiksoppervlakte bestaan dan ook strenge regels. Deze regels zijn beschreven in een officiële Nederlandse norm; NEN 2580.


Berekening: wat valt er wel en niet onder?

In NEN 2580 is bepaald dat de gebruiksoppervlakte wordt berekend door van de totale oppervlakte binnen de wanden van de woning, het BVO (bruto vloeroppervlak) de volgende oppervlaktes af te trekken:

  • Grondoppervlak van dragende wanden.
  • Oppervlak van vides en trapgaten, indien groter dan 4 m2.
  • Oppervlak van ruimten met een vrije hoogte lager dan 1,5 meter.
  • Grondoppervlak van afzonderlijke constructies groter dan 0,5 m2.
  • Grondoppervlak van leidingschachten, indien groter dan 0,5 m2.
  • Nissen kleiner dan een halve vierkante meter worden in de berekening genegeerd.

- Kengetallen en rekencijfers voor een warmtepomp (12)

Voorbeeld tekening: U telt dus het vloeroppervlak van woonkamer, slaapkamers, gang, keuken, toilet en badkamer bij elkaar op. De in de tekening grijs getekende gebieden hoeft u niet mee te rekenen.


Stel dat u een bovenverdieping met schuine kap heeft, dan hoeft u het vloeroppervlak waar de hoogte minder dan 1,5 meter is niet mee te tellen.

Deze manier van berekenen maakt het mogelijk de indeling van een gebouw aan te passen, zonder dat de gebruiksoppervlakte verandert. Dit is een verschil met het netto vloeroppervlak (NVO), waarbij ook nog de oppervlakte van de scheidingswanden van het bruto vloeroppervlak wordt afgetrokken.

Noot: Omdat het werken met indicatiegetallen is wat het zegt, een indicatie, wordt soms ook wel eens met het bruto
inpandig oppervlak gerekend: met als enige uitzondering dat de ruimte welke minder dan 1,5 meter hoog zijn niet worden meegeteld.

- Kengetallen en rekencijfers voor een warmtepomp (13)

In 2024 is een nieuwe Beta-factor gepubliceerd in de NTA 8800 (NEN) methode:

- Kengetallen en rekencijfers voor een warmtepomp (14)

Bij modulerende warmtepompen is er geen technische reden om een warmtepomp in te zetten met een lager vermogen.

De ISSO adviseerde om bij aan-uit warmtepompen op bodemenergie in te zetten met een lager vermogen dan berekend. Stel dat u een berekend warmtepomp vermogen van 6 kW heeft, dan kunt u deze inzetten met een bètafactor van 0,8 ofwel op 80% van het benodigde vermogen (6 x 0,8 =) 4,8 kW. De kleinere warmtepomp dekt daarmee 97% van de jaarbehoefte. Tijdens 3% van het seizoen moet er bij-verwarming komen van bijvoorbeeld een elektrische element of ketel. Hiermee kan de bron wat kleiner zijn en worden de schakelmomenten van de warmtepomp ook kleiner.

Stel u heeft een woning met een isolatiewaarde gelijk aan RC5, dan ziet u in de vollastdraaiuren tabel dat 1570 vollast uren worden verwacht. Bij 6 kW vollastvermogen is dan per jaar 1570 x 6 kW = 9420 kWh nodig.

Omdat u een kleiner vermogen inzet worden het natuurlijk meer uren. U ziet in de Bètafactor tabel dat u het aantal uren dan met 1,2125 moet vermenigvuldigen. Het te verwachten aantal vollast draaiuren met 80% vollast vermogen is dan 1570 x 1,2125 = 1903,6 vollast uren De afgegeven energie is dan 1903,6 vollast uren x 4,8 kW (nieuw kleiner vollast vermogen) = 9137 kWh.


(Tussen vergelijk 97% van 9420 = 9137 kWh)

Verder:

Bij 100% (monovalent) inzet en een SCOP van 4,2 wordt het te verwachten jaar verbruik:

1570 vollast uur x 6 kW = 9420 kWh.
Dit mogen we nu delen door het SCOP/SPF van 4,2 = 2242,8 kWh verbruik uit het net.

Bij een inzet van Bètafactor 0,8 (80%) geeft dit:
9137 kWh dekking door de warmtepomp, delen door SCOP 4,2 = 2175, 4 kWh.
3% verwarmen we dan met een elektrisch element (niet gedekt).
9420 - 9137 = 283 kWh (is die 3%). Een element heeft een rendement COP van 1.

Het te verwachten jaar verbruik wordt dan 2175,4 kWh + 283 kWh = 2458 kWh per jaar.

Stel dat een kWh 0,20 Euro kost, dan zijn de meerkosten energieverbruik per jaar: 283 kWh x € 0,20 = afgerond € 57,- per jaar. Maar de aanschaf van de kleinere warmtepomp en kleinere bron waren bijvoorbeeld wel veel goedkoper. Er kan dus ook een financiële reden zijn om te kiezen voor een inzet met kleinere capaciteit.

- Kengetallen en rekencijfers voor een warmtepomp (15)

Bovenstaande tabel is bedoeld om het vermogen van de warmtepomp te bepalen als je van aardgas naar warmtepomp gaat.

NOOT: Van 1990 tot 2015 is door de installatiebranche gerekend met het kengetal van 1650 vollast draaiuren per jaar voor de bepaling van het op te stellen verwarmingsvermogen van een cv-ketel. Echter, naarmate de woningisolatie beter werd waren er per jaar minder vollasturen voor verwarming nodig. Bij het omrekenen van gasverbruik naar op te stellen verwarmingsvermogen kan dus vanaf 2016 (of bij verbeterde isolatie van de woning / Rc toename) met minder vollasturen worden gerekend. Het kengetal moet immers de uitkomst van een warmteverliesberekening zoveel mogelijk benaderen. U ziet in de tabel het omreken kengetal voor vollastdraaiuren per jaar dus afnemen naarmate het Rc getal hoger wordt.

Dit omrekengetal voor vollasturen per jaar is iets anders dan het normaal te verwachten aantal vollasturen per jaar op basis van het weerklimaat. Er is namelijk rekening gehouden met enige reserve voor een eventueel iets kouder jaar in de toekomst.

Je treft deze zelfde cijfers ook in de tabel die eerder op deze pagina voorbij kwam.
Daar stonden de omrekenuren rechts in de tabel.

U treft op deze pagina (link) een uitgebreid voorbeeld over de toepassing.

  • 1 Joule = 1 Wattseconde = Vermogen van 1 watt gedurende 1 seconde
  • 1 kJ = 1 kWseconde (1000)
  • 1 MJ = 1 MWseconde(1000 000)
  • 1m³ water = 1000 liter
  • 1 kW vermogen = 1000 Watt vermogen
  • 1 uur = 3600 seconden
  • 1 kWh energie = 3.600.000 Joule
  • Watt x Seconde = Joule
  • 1000 W x 3600 Seconde = 3.600.000 Joule
  • 1 kW x 3600 Seconde = 3600 kJ
  • Van MJ naar kWh = delen door 3,6


Gemiddeld gasverbruik per jaar : 200 is op te stellen vermogen (methode die sommige ketel fabrikanten toepassen).

  • Voorbeeld: 1600 m³ gasverbruik per jaar geeft een warmtepomp van 1600 : 200 = 8 kW.
  • Slimme gasmeter? Heeft u al een slimme gasmeter zoek dan de dag op (ergens in december, januari of februari) dat u het meeste gas op één dag heeft verbruikt. Als het aantal m³ gas op die dag gelijk of minder is dan het vermogen (getal) dat u hierboven heeft gevonden is het prima.
  • Let op, u zet hierboven het gasverbruik meteen om in op te stellen vermogen. De uitkomst is dan wel dat de woning en uw gedragspatroon straks nog steeds zo is (stel dat u nu alleen beneden uw woning verwarmt dan is de uitkomst natuurlijk zo dat u dat straks nog steeds doet).
  • Doe dan ook nog de 50 graden test!

Noot: Bovenstaande is iets minder nauwkeurig, het is een snelle eerste benadering om een idee te krijgen welke kant het uit gaat.

- Kengetallen en rekencijfers voor een warmtepomp (16)

Gemiddelde buitentemperatuur in ºC in Nederland per maand/jaar (vanaf 1940)

jan

feb

mrt

apr

mei

jun

jul

aug

sep

okt

nov

dec

Jaar

2024
20235,85,778,713,519,418,117,617,513,27,86,911,8
20225,36,87,39,31417,118,62014,613,18,63,911,5
20213,44,36,46,711,218,21816,915,911,67,45,410,4

2020

6,2

7,2

6,8

11,1

13,1

17,5

17,0

20,4

15,2

11,3

8,9

5,5

11,7

2019

3,5

6,1

8,0

10,9

11,7

18,1

18,8

18,4

14,5

11,6

6,4

5,8

11,2.

2018

5,6

0,7

4,7

12,2

16,4

17,9

20,7

18,5

14,7

11,9

6,8

6,1

11,4

2017

1,6

5,1

8,6

8,6

15,0

18,0

17,9

17,2

13,7

13,3

7,3

4,9

11,0

2016

4,8

4,6

5,4

8,7

14,5

16,8

18,4

17,9

17,3

9,9

5,4

4,7

10,7

2015

4,0

3,5

6,2

9,0

12,4

15,6

18,4

18,5

13,4

9,9

9,9

9,6

10,9

2014

5,7

6,5

8,4

12,1

13,2

16,2

19,8

16,1

15,9

13,4

8,2

4,8

11,7

2013

2,0

1,7

2,5

8,1

11,5

15,3

19,2

18,1

14,4

12,2

6,7

5,9

9,8

2012

4,9

0,8

8,3

8,4

14,5

14,9

17,3

18,5

14,2

10,5

6,8

5,0

10,3

2011

3,5

4,6

6,0

13,1

14,0

16,1

15,9

16,9

15,6

11,4

7,2

6,5

10,9

2010

-0,5

1,6

6,4

9,7

10,5

16,4

19,9

16,8

13,6

10,4

5,8

-1,1

9,1

2009

0,8

3,3

6,3

12,2

13,9

15,6

18,1

18,5

15,0

10,7

9,5

2,2

10,5

2008

6,5

5,1

5,9

8,9

15,7

16,5

18,1

17,4

13,6

10,1

6,9

2,4

10,6

2007

7,1

6,0

8,0

13,1

14,1

17,5

17,0

17,1

13,8

10,1

6,9

3,8

11,2

2006

1,5

2,9

3,9

9,0

14,5

16,7

22,3

16,4

17,9

13,6

9,2

6,5

11,2

2005

5,3

2,4

6,5

10,4

12,6

16,8

17,7

16,2

15,7

13,3

6,9

4,0

10,7

2004

3,6

4,8

5,9

10,4

12,3

15,5

16,7

18,8

15,2

11,3

6,3

3,2

10,3

2003

2,5

1,8

7,3

9,9

13,2

17,8

18,8

19,3

13,9

7,5

8,0

4,0

10,3

2002

4,4

7,1

7,2

9,3

13,4

16,5

17,6

18,6

14,6

9,5

7,9

2,9

10,8

2001

2,6

4,5

4,9

8,3

14,1

15,2

18,5

18,5

13,4

14,2

7,1

2,9

10,4

2000

4,3

5,9

6,8

10,0

14,7

16,0

15,5

17,4

15,8

11,3

7,8

5,1

10,9

1999

5,2

3,1

7,3

9,8

14,2

15,0

19,1

17,5

17,4

10,6

6,7

4,8

10,9

1998

4,7

6,4

7,6

9,4

14,9

15,8

16,3

16,5

15,0

9,9

3,7

4,6

10,4

1997

-1,2

6,2

8,0

7,8

12,8

16,0

17,4

20,5

14,3

9,7

6,7

5,0

10,3

1996

-0,1

0,6

3,2

9,4

10,7

15,7

16,3

17,3

12,5

10,8

5,9

0,6

8,6

1995

3,8

6,7

5,5

9,2

12,8

14,7

20,1

19,7

14,2

12,7

6,8

-0,9

10,4

1994

5,2

1,5

7,3

8,2

12,4

15,0

21,4

17,6

13,6

9,4

10,2

5,3

10,6

1993

5,1

2,4

5,8

11,1

14,3

15,9

16,1

15,2

13,1

9,0

2,2

5,1

9,6

1992

2,7

4,9

6,9

8,7

15,6

17,2

18,3

17,8

14,6

8,0

8,0

3,7

10,5

1991

3,2

-0,8

8,8

8,5

10,0

12,7

19,0

18,0

15,0

10,2

5,3

3,9

9,5

1990

5,7

7,6

8,5

8,9

13,9

15,0

16,9

18,5

13,1

12,0

6,2

4,2

10,9

1989

4,5

5,3

8,2

6,9

14,6

15,7

18,1

17,2

15,6

12,4

5,6

4,8

10,7

1988

5,9

4,6

5,1

8,7

14,4

14,8

16,0

16,6

14,0

10,9

6,1

7,0

10,3

1987

-2,7

2,1

2,3

10,7

10,2

13,8

16,8

16,2

14,8

10,8

6,8

4,4

8,9

1986

2,4

-3,6

4,2

6,2

13,3

16,4

17,2

15,6

11,6

11,4

7,9

5,1

9,0

1985

-3,0

-0,6

4,1

8,5

13,2

13,7

17,4

15,9

14,4

10,3

2,6

5,7

8,5

1984

3,4

2,0

4,0

7,9

10,6

13,8

15,9

18,1

13,5

11,7

8,2

4,3

9,5

1983

6,2

0,9

5,7

8,5

10,6

16,4

20,1

18,1

14,2

10,4

6,1

3,8

10,1

1982

1,1

2,8

5,2

7,6

12,9

16,6

18,9

17,2

15,6

11,1

8,2

3,4

10,1

1981

2,7

1,5

8,1

8,3

13,3

14,4

16,3

16,7

14,7

8,5

6,7

-0,7

9,2

1980

0,2

4,8

4,7

8,0

12,3

15,0

15,8

17,0

15,3

9,4

4,9

3,6

9,3

1979

-3,2

-0,9

4,7

7,8

11,5

14,9

15,9

15,6

13,9

10,9

5,6

5,4

8,5

1978

3,0

1,1

6,6

6,9

12,1

15,0

15,4

15,3

13,7

10,9

6,3

1,8

9,0

1977

3,0

4,9

7,1

6,7

11,9

14,6

17,0

16,1

13,4

11,5

6,8

5,0

9,8

1976

4,2

2,9

3,0

7,5

13,3

18,0

19,3

18,0

13,8

11,2

6,9

1,7

10,0

1975

6,2

3,1

4,7

7,5

11,1

15,1

17,8

19,9

15,2

8,5

5,2

3,5

9,8

1974

5,2

4,6

5,6

9,1

11,6

14,8

15,4

16,4

12,7

7,0

6,5

7,3

9,7

1973

2,9

2,9

5,3

6,1

12,0

16,0

17,0

17,7

14,9

8,7

5,1

2,7

9,3

1972

0,5

3,6

6,2

7,7

11,8

13,4

17,2

15,5

11,9

9,0

6,0

3,3

8,8

1971

2,3

3,8

2,7

8,1

13,7

13,9

17,2

17,1

13,3

10,5

5,7

5,4

9,5

1970

0,6

1,1

3,0

6,1

13,1

17,6

15,7

17,0

14,4

10,7

7,5

2,5

9,1

1969

4,4

-0,1

2,2

7,9

12,9

15,2

18,1

17,7

14,8

12,7

6,4

-1,7

9,2

1968

2,1

1,5

6,2

9,3

11,0

15,4

16,3

17,1

14,4

11,7

4,9

-0,2

9,1

1967

3,1

5,2

6,8

7,4

12,6

14,4

18,2

16,5

14,2

11,8

5,1

3,4

9,9

1966

0,4

4,3

5,2

8,4

12,9

16,7

15,4

15,7

13,8

11,0

4,3

4,4

9,4

1965

2,8

2,1

4,3

7,7

11,9

14,7

14,9

15,3

12,8

9,9

2,7

4,5

8,6

1964

0,6

3,5

2,7

8,7

14,3

15,3

16,8

16,0

14,1

7,9

6,4

2,4

9,1

1963

-5,2

-3,2

4,6

9,0

11,0

15,6

16,3

15,2

13,8

9,7

8,3

-1,1

7,8

1962

3,5

2,8

2,0

8,0

10,0

13,7

14,7

15,3

13,0

10,8

4,2

-0,7

8,1

1961

2,0

6,3

7,1

10,5

11,1

15,4

15,6

16,0

16,6

11,4

4,7

1,6

9,9

1960

2,8

3,1

5,6

9,1

13,0

16,2

15,4

15,8

13,6

10,8

7,6

3,1

9,7

1959

1,7

0,7

7,0

9,9

13,4

16,0

18,5

17,8

15,5

11,3

5,1

4,4

10,1

1958

2,1

3,8

2,3

6,4

12,3

14,7

16,6

17,2

15,8

11,1

5,1

4,7

9,3

1957

3,7

5,1

8,4

8,5

10,3

16,3

17,6

15,6

12,9

10,8

6,4

3,0

9,9

1956

2,2

-6,7

5,4

5,7

12,2

12,8

16,4

14,0

14,7

9,8

5,1

5,4

8,1

1955

0,1

0,1

1,9

8,4

10,0

14,3

17,6

17,9

14,3

9,3

6,6

4,6

8,8

1954

0,2

-0,3

5,9

6,7

12,9

15,0

14,3

15,7

13,4

11,9

6,7

5,5

9,0

1953

1,3

2,4

4,8

8,5

12,9

15,5

16,8

16,3

13,7

11,3

7,2

5,4

9,7

1952

2,5

2,4

4,9

10,3

13,2

14,8

17,1

16,7

11,5

8,2

3,0

1,5

8,8

1951

4,0

3,8

4,0

7,2

12,0

15,2

16,7

16,2

15,2

8,7

8,4

4,3

9,6

1950

1,0

5,5

6,5

7,7

12,8

17,3

17,3

17,1

13,4

9,2

5,9

-1,2

9,4

1949

3,7

3,8

4,0

10,4

11,3

14,4

17,4

17,1

17,2

11,4

5,2

4,4

10,0

1948

5,1

3,0

6,7

10,0

12,7

15,3

16,6

16,4

14,4

9,7

4,9

3,5

9,9

1947

-1,4

-5,5

3,3

9,0

15,1

17,5

18,9

19,8

16,8

9,3

7,1

4,2

9,5

1946

0,2

4,6

4,2

10,3

12,9

13,9

17,4

15,7

14,5

9,3

6,5

-0,3

9,1

1945

-1,6

6,0

7,3

10,2

13,6

16,0

17,8

16,4

14,5

11,5

4,9

3,2

10,0

1944

5,2

1,8

3,6

9,5

11,6

14,1

16,9

19,3

13,2

9,5

6,4

2,5

9,5

1943

2,7

4,4

6,4

10,5

13,4

14,4

17,2

16,8

13,4

10,4

4,7

1,3

9,6

1942

-5,1

-4,2

2,7

9,3

12,1

14,4

16,0

17,9

14,7

11,9

5,6

4,2

8,3

1941

-2,5

1,6

4,7

6,8

9,6

16,8

19,2

15,0

14,4

9,7

4,1

4,7

8,7

1940

-5,5

-1,3

5,2

9,0

13,2

16,6

15,8

15,2

12,9

8,8

6,7

0,7

8,1

Gasverbruik in woningen (meting 2016 en 2017) volgens het CBS (uit statistieken).

WoningtypeBouwjaarGas 2016 1 pers. in m³Gas gem. in m³/m² in 2017Label (weinig maatregelen)Gasverbruik in m³/m² bij bepaald label
AppartementGemiddeld12,7
Appartementvoor 194592015,0G15,5
Appartement1946 t/m 196490014,5F15,5
Appartement1965 t/m 197496013,7E14,2
Appartement1975 t/m 199182012,8D13,9
Appartement1992 t/m 199973010,0C10,0
Appartement2000 t/m 20146708,3B8,3
Appartement2015 of later6308,3A7,8
HoekwoningGemiddeld13,2
Hoekwoningvoor 1945142015,8G16,7
Hoekwoning1946 t/m 1964138015,5F16,7
Hoekwoning1965 t/m 1974155013,8E14,4
Hoekwoning1975 t/m 1991136012,4D13,2
Hoekwoning1992 t/m 1999116010,7C11,3
Hoekwoning2000 t/m 20149708,9B9,3
Hoekwoning2015 of later7708,0A8,0
Twee-onder-één-kapGemiddeld13,4
Twee-onder-één-kap woningvoor 1945180015,2G15,5
Twee-onder-één-kap woning1946 t/m 1964148015,1F16,3
Twee-onder-één-kap woning1965 t/m 1974176014,1E14,8
Twee-onder-één-kap woning1975 t/m 1991154012,6D13,9
Twee-onder-één-kap woning1992 t/m 1999116010,8C10,9
Twee-onder-één-kap woning2000 t/m 201410909,0B9,4
Twee-onder-één-kap woning2015 of later9808,2A8,3
TussenwoningGemiddeld11,5
Tussenwoningvoor 1945117013,8G14,6
Tussenwoning1946 t/m 1964117013,7F14,4
Tussenwoning1965 t/m 1974132012,1E12,6
Tussenwoning1975 t/m 1991115010,9D11,3
Tussenwoning1992 t/m 19998509,6C10,0
Tussenwoning2000 t/m 20148408,1B8,0
Tussenwoning2015 of later7607,2A7,2
Vrijstaande woningGemiddeld13,4
Vrijstaande woningvoor 1945207015,0G15,2
Vrijstaande woning1946 t/m 1964219015,8F16,2
Vrijstaande woning1965 t/m 1974219014,7E14,7
Vrijstaande woning1975 t/m 1991235012,7D13,1
Vrijstaande woning1992 t/m 1999192011,0C11,0
Vrijstaande woning2000 t/m 201414309,6B10,0
Vrijstaande woning2015 of later10208,2A8,1

Isolatiewaarden Rc in (m².K)/W kengetallen woningen1965-1992

Constructie1965197519791982198719901992
Dak0,861,031,31,32,02,02,5
Vloer begane grond0,170,260,521,31,31,32,5
Buitenwand0,430,691,31,32,02,02,5
Dubbel glas woonvertrekNeeNeeJaJaJaJaJa
Dubbel glas slaapvertrekNeeNeeNeeNeeNeeNeeJa

In de NTA8800 is de berekening van de warmteweerstand (beter bekend als Rc-waarde) in lijn gebracht met de Europese normen. Om te zorgen dat de isolatiedikte in de praktijk per saldo ongeveer gelijk blijven bedraagt de minimale Rc-waarde op dit moment:

Rc vloer: minimaal 3,7 m2K/W
Rc gevel: minimaal 4,7 m2K/W
Rc dak: minimaal 6,3 m2K/W


De Rc-waarde wordt berekend volgens de NTA8800. Met deze rekenmethodiek komen de rekenresultaten van de Rc-waardes een fractie hoger uit dan in het verleden het geval was. Om in de nieuwe situatie aanpassingen in de constructieopbouw te voorkomen zijn naast de rekenmethode dus ook de eisen aangepast.

- Kengetallen en rekencijfers voor een warmtepomp (17)

--

- Kengetallen en rekencijfers voor een warmtepomp (2024)
Top Articles
Latest Posts
Article information

Author: Kelle Weber

Last Updated:

Views: 6107

Rating: 4.2 / 5 (53 voted)

Reviews: 92% of readers found this page helpful

Author information

Name: Kelle Weber

Birthday: 2000-08-05

Address: 6796 Juan Square, Markfort, MN 58988

Phone: +8215934114615

Job: Hospitality Director

Hobby: tabletop games, Foreign language learning, Leather crafting, Horseback riding, Swimming, Knapping, Handball

Introduction: My name is Kelle Weber, I am a magnificent, enchanting, fair, joyous, light, determined, joyous person who loves writing and wants to share my knowledge and understanding with you.